
Vandaag hadden we grootse plannen. We zouden de omgeving ontdekken, zoals dat zo mooi klinkt in reisgidsen. Na wat scroll- en Googlewerk besloten we naar Japodski Otoci te gaan een eilandengroep waar je kon wandelen, zwemmen, chillen en volgens de foto’s misschien ook gewoon even denken dat je in een Instagram-postcard leeft.
Dus: tas vol met zwemspullen, handdoeken, water, zonnebrand, en de gebruikelijke overlevingsset voor een dagje uit met kinderen. We reden vol goede moed weg, wederom de grens over maar geen zorgen: deze keer een kleine overgang. Zo klein zelfs dat wij de enige auto waren. Ideaal! Even zwaaien met de paspoorten en hup, weer door.
Na nog zo’n 20 minuten kwamen we aan. Auto geparkeerd, rugzak op, slippers aan, let’s go. En ja hoor, het begon prachtig: houten bruggetjes, helder water, kleine stroomversnellinkjes het leek veelbelovend. In de schaduw langs het water voelde het ook gelijk een paar graden koeler. We liepen ontspannen verder, kwamen langs een restaurantje en besloten daar even een koud drankje te nemen. Tot zover: top.
Toen liepen we verder… of eigenlijk: we wilden verder lopen. Maar er was geen ‘verder’ meer. De route eindigde. Gewoon… afgelopen. Geen strandje. Geen paden. Geen verborgen zwemplek. Blijkbaar hadden we de volledige Japodski Otoci experience al gehad.
Bleek dus dat het maar vier mini-eilandjes zijn, verbonden met wat bruggetjes. “Daarom kon Vedran het niet goed vinden op Google Maps,” zeiden we lachend. Of nou ja, enigszins gedesillusioneerdlachend. We draaiden om en liepen terug naar de auto.
Gelukkig hadden we plan B nog. We twijfelden die ochtend namelijk tussen deze eilanden óf naar Strbački Buk, een grote indrukwekkende waterval. En omdat we er toch al uit waren (en we ons gevoel voor richting en verwachtingen tijdelijk even kwijt waren), besloten we: we doen ze gewoon allebei.
Terug naar de grens dus. Zelfde weg, zelfde douanebeambte. Ze keek ons nog steeds aan alsof we de grens wilden oversteken met een koffer vol geheimen, checkte wederom de paspoorten volledig nauwkeurig maar liet ons uiteindelijk weer door.
De rit naar de waterval was prachtig. Groene heuvels, bochtige wegen, rust. We parkeerden bij wat vermoedelijk ooit iemand als parkeerplaats heeft aangewezen, en liepen het laatste stukje langs een spoorlijn waar we uiteinde onderdoor moesten richting de waterval. Rugzak weer op hopelijk deze keer wel een plons.
Maar… nee. Aan het eind stond een oud terrasachtig iets met prachtig uitzicht over de waterval, maar zwemmen? Nope. Niet hier. Niet vandaag. We maakten wat foto’s, genoten van het uitzicht (oké, het was écht mooi), en liepen weer terug.
De dag eindigde bij Robot, een gigantische supermarkt waar je werkelijk álles kunt kopen behalve, blijkbaar, een dag die loopt zoals je had gedacht. Terug naar de boomhut dan maar.
Dani wilde nog heel graag vissen en dat kon gelukkig. Dus zat hij samen met Vedran aan de waterkant, hengel in de hand, vol vertrouwen. Thara en ik zochten verkoeling in de airco. Niemand had echt honger, dus we deden het rustig aan: snacks, een drankje en klaar. Ik dook in m’n boek (de nieuwe, die me weer helemaal opslokt), en we gingen niet te laat naar bed.
Want morgen moet de wekker weer. Ja ja, wéér een keuze: doen we route 1 of route 2?
Maar daar denken we morgen pas over na. Nu eerst slapen. Misschien dromen van een eiland met echte strandjes en zwemwater.








Reactie plaatsen
Reacties